Interne verkeerswegen
In een bedrijf gebeuren voortdurend verplaatsingen, van voetgangers, van voertuigen, al dan niet met goederen. Om alles in goede banen te leiden, zijn er net zoals in het verkeer, wegen en doorgangen.
Wettelijke basis
Codex, Boek III, Titel 1 Basiseisen betreffende arbeidsplaatsen (voorheen KB van 10 oktober 2012 tot vaststelling van de algemene basiseisen waaraan arbeidsplaatsen, BS 5 november 2012)
Omschrijvingen
Interne verkeerswegen = alle wegen of gangen in een bedrijf die gebruikt worden voor het transport van goederen of verplaatsingen in het algemeen. Doorgangen = wegen of gangen voor de doorgang van personen (voetgangers)
Algemene principes
Zoveel mogelijk de verkeerswegen voor voetgangers/voertuigen scheiden. De verschillende verkeersstromen (ophalen/leveren; goederen/personen) scheiden.
Inplanting
Bij de inplanting rekening houden met:
- stromen van goederen en personen, leveranciers en klanten
- functies en inplanting van de gebouwen/activiteiten: opslag, parkeren, ophalen, kantoren, laad- en losplaatsen, productie, enz.
- gebruiksfrequentie
- types transportmiddelen
- aanwezigheid van andere bewegende arbeidsmiddelen bijv. rolbruggen
- toegang voor hulpdiensten, bijv. brandweer, ziekenwagen
- gebruik door mindervaliden
Hellingen en bochten beperken
Zo weinig mogelijk hellingen en indien er een helling aanwezig is: niet te steil en veilig uitgevoerd (leuningen, ondergrond anti-slip, beperkte hellingsgraad in functie van het gebruik):
- manuele transportvoertuigen: max. 3°;
- gemotoriseerde transportvoertuigen: max. 7°;
- voetgangers: max. 10°.
Scherpe bochten of blinde hoeken vermijden en de zichtbaarheid in bochten verzekeren (bv. Stapelhoogte beperken, geen hoge aanplanting).
Deuren en poorten
- Veilige afstand tussen deuren, poorten en verkeerswegen
- Deuren/poorten voldoende breed en hoog i.f.v. het gebruik, deuren min. 0,7m breed.
- Naast poorten voor voertuigen duidelijk gemarkeerde deuren voor voetgangers.
- Volledig transparante deuren op ooghoogte markeren.
- Transparante of lichtdoorlatende oppervlakken van deuren/ poorten uitvoeren in veiligheidsmateriaal.
- Klapdeuren en -poorten: transparant of met transparante panelen.
Verlichting
- Voldoende verlichting voorzien.
- Voor plaatsen die enkel dienen voor verplaatsing bedraagt de verlichtingssterkte gemeten op de vloer ten minste:
- 5 lux voor stapelplaatsen met occasioneel verkeer, buitengelegen doorgangen voor voetgangers, autoparking;
- 10 lux voor algemene verlichting van havens, risicovrije zones in de petrochemie en gelijkaardige industrieën, wegen voor traag (< 10 km/u) verkeer, bijv. fietsen,heftrucks;
- 20 lux voor auto- en containeropslagplaatsen in havens, normaal auto- verkeer, in- en uitritten van parkings;
- 50 lux voor industrieterreinen, opslagzones buiten, risicogebieden in havens, olieopslagtanks, koeltorens, plaatsen voor laden en ontladen, bouwwerf, opslaghal zonder manueel werk;
- 100 lux voor verplaatsingszones in het bedrijf, gangen, trappen, liften, magazijnen.
Ondergrond
- Kiezen voor een vlakke, stevige ondergrond.
- Niveauverschillen zoals drempels vermijden.
- Ondergrond/vloerbedekking in functie van de ruimte, de frequentie en aard van het verkeer, de ligging, de omstandigheden (bijv. ruimten met een hoge luchtvochtigheid),de activiteiten en processen (bijv. bestendigheid tegen chemische stoffen), het vereiste onderhoud.
- Zorgen voor voldoende afwatering.
Afmetingen
- Hoogte aangepast aan het gebruik, hoogte van de voertuigen en lasten: de hoogte is ten minste 2,5m; maximum geladen voertuighoogte + 0,2 m.
- Breedte aangepast aan het gebruik.
Markering en signalering
- Markering van de verkeerswegen (doorlopende strepen in wit of geel), oversteekplaatsen, stop, beperkte hoogte en breedte, niveauverschillen (geel/zwarte stroken).
- Signaleren door de gepaste pictogrammen van obstakels, hellingen, verkeersdrempels, gevaren, oversteekplaatsen, snelheidsbeperkingen, gebod/verbod.
Veiligheidsvoorzieningen
- Aanbrengen van verkeersdrempels, spiegels (zicht op blinde hoeken), verkeerslichten, detectoren, waarschuwingslatten voor beperkte hoogte.
- Verkeerswegen op hoogte bijv. gaanderijen, platformen voorzien van de gepaste collectieve bescherming zoals leuningen.
- Afscheidingen plaatsen zoals hekken, barrières, leuningen.
Beheer
- Verkeersregels vastleggen: snelheidsbeperkingen, parkeerzones, uniform gebruik van markering/signalisatie.
- Procedures voor het vrijhouden van alle verkeerswegen.
Onderhoud
- regelmatig onderhoud (onderhoudsprogramma);
- procedure voor signaleren en opvolgen van mankementen;
- specifieke maatregelen voor reiniging/onderhoud bij slecht weer (ijzel, regen, sneeuw), buitenruimten, overgang buiten-binnen.